Eerst even een binnenkomertje. Bij ieder jaareinde maak ik een inventarisatie van de verboden die er in dat jaar zijn bijgekomen of in de lucht hangen. Bijvoorbeeld nu het verbod op het rijden op fat-bikes onder de 16 en zo. Ieder jaar wijs ik er dan bestuurders op, dat als er een verbod bijkomt dit verbod gehandhaafd moet worden. Dat betekent dat als er een verbod bij komt, je meer taken geeft aan onze handhavers, om precies te zijn, aan onze politie. Ieder verbod erbij betekent meer politie erbij. Dus, als we maar meer verboden blijven instellen dan we weghalen, worden we vanzelf een politiestaat.

Dus, wat mij betreft: een verbod erbij, ja, maar dan ook een bestaand verbod eraf. Dit als terzijde. Nu het hoofdonderwerp van deze column. Op een terrasje op het Oostplein gezeten, in gesprek met een vriend, zie ik het volgende gebeuren. Van links op de stoep komt een vrouw met een kinderwagen en van rechts komt op diezelfde smalle stoep een scootmobiel aangereden. Uiteraard kijken ze beiden op hun smartphone, en ja hoor: BAM, tegen elkaar, de stoep was inderdaad erg smal. Terrasdiscussie: wie had er nu voorrang? Het was een gewone, smalle stoep in een bocht. Niet breed genoeg dat ze elkaar konden passeren.

Een zou terug moeten, of toegeven. Kortom, binnen een mum van tijd zaten we op internet te kijken welke verkeersregels er op de stoep gelden. Niet te vinden. Maar stel, dat er niet een scootmobiel, maar een rollator van rechts was gekomen? Wie had dan voorrang gehad: de rollator of de kinderwagen? Het is duidelijk: hier moet duidelijkheid komen. Dit kan niet, het is een zooitje nu. Straks loop ik zelf achter een rollator en wat dan? O ja, mocht het u interesseren: moeder en kind hadden niets. De man in de scootmobiel zat al in een rolstoel.

Eduard Schuringa


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.