Dezer dagen beginnen de vakanties te eindigen. Oude en nieuwe wijn komen, om een geijkte beeldspraak even af te stoffen, in nieuwe en oude zakken terug, een nieuwe hete herfst kondigt zich aan.
Ik kom nog één keer (maar men weet maar nooit) terug op onderwerpen van vorige weken vóór de EUREKA-week.
Met name het Amsterdams Studenten Corps kwam in het nieuws doordat ze daar de begrippen ‘vrouw’ en ‘hoer’ onder één noemer meenden te kunnen rangschikken. En koning Willem A en koningin Maxima stalen veler harten door Pride Amsterdam met de 25e editie van de beroemde botenparade te feliciteren en de wens uit te spreken dat ‘iedereen “in vrijheid” kan zijn wie hij is’.
Zo was er méér in De Ster van 16 augustus dat dit nummertje een pietsie eeuwigheidswaarde gaf.
In de week voorafgaand aan het uitkomen van De Ster was het ook al raak. ‘De Erasmus Universiteit heeft sinds deze week een eigen regenboogpad‘, meldde De Ster Online op 12 augustus.
Het gekleurde zebrapad is een initiatief van een van de studenten van de universiteit en ligt op Campus Woudestein naast het Erasmus Paviljoen op de Institutenlaan. Lydia Datema, persvoorlichter van de Erasmus Universiteit, is blij met het resultaat: “We vinden het belangrijk dat iedereen zich welkom en thuis voelt, en geaccepteerd en gewaardeerd wordt.” Met het regenboogpad wil de universiteit laten zien dat iedereen welkom is op de campus. “Het moet daarbij niet uitmaken wie je bent of wat je seksuele voorkeur is; je bent gewoon welkom.” Datema gelooft ook dat het pad een belangrijke ‘gespreksopener’ kan zijn. “Het is een manier om bewustwording te creëren en om ervoor te zorgen dat er op de campus aandacht is voor én gewerkt wordt aan de acceptatie van de LHBTIQ+-gemeenschap.” Als het aan de universiteit ligt, blijft het niet bij een regenboogpad. Er zijn nog meer plannen om de inclusiviteit op de campus te vergroten. “Onlangs tekende onze rector een samenwerkingsovereenkomst met Workplace Pride, een internationaal platform dat de inclusie van LHBTIQ+ op het werk ondersteunt en bevordert”, vertelt Datema. “Ook hijsen we de regenboogvlag op belangrijke dagen voor de LHBTIQ+-gemeenschap, tijdens de introductieweek voor nieuwe studenten en op open dagen en zijn we partner van Student Pride, het nationale netwerk van pride organisaties van universiteiten.”
In zó’n partijtje blaas ik graag een deuntje mee! En ik heb een heel toepasselijk plaatje. Het is een verkleining van een poster die ik ooit medio vorige eeuw ergens (ik weet niet meer wáár, het was niet in Rotterdam) gezien en toen gefotografeerd heb. De vier letters staan voor ‘Instituut voor Geheel Ontklede Vrouwen’, en dat was een subvereniging van het Delftsch Studenten Corps.
‘It is me what’, citeer ik een van die beroemde ministers van het Nederlands kabinet in oorlogstijd in Londen 1940-1945 om mijn ietwat onduidelijke gevoelens uit te drukken.
EN: het plaatje en het nieuws in De Ster zetten natuurlijk aan het denken, en dat leidt vanzelf tot zoeken naar serieuze commentaren. Ziehier een kleine oogst.
‘Het was een kwestie van tijd voor het volgende ernstige incident zich bij een van de studentencorpora zou voordoen, ondanks alle goede intenties en ingezette cultuurverandering’ , scheef Maarten den Ottolander, oud-praeses van LSV Minerva (Leiden) 3 augustus in de NRC.
‘Het probleem zit namelijk dieper en daar lees ik weinig over terug in de reacties op wat er bij het Amsterdamse Corps is voorgevallen. Je kunt alles projecteren op de daders, maar laten we ook naar het systeem kijken dat dit gedrag voortbrengt. Als oud-voorzitter van LSV Minerva, het corps in Leiden, en met drie kinderen die lid zijn geweest van de corpora in Utrecht, Rotterdam en Groningen ken ik de cultuur van de corpora goed. Ik heb jarenlang geprobeerd van binnenuit de weeffouten in het systeem te agenderen; niet gelukt. Mijn boodschap was en is dat de corpora in zichzelf gekeerde eenzijdig samengestelde instituten zijn geworden met hun eigen waarden- en normensystemen, die door de buitenwereld terecht niet meer geaccepteerd worden. Wat uiteindelijk tot hun ondergang zou kunnen leiden. Wat mij opvalt is dat de meeste reacties op de seksistische uitlatingen in Amsterdam aan de oppervlakte blijven. Ik zoek naar de wortels en kan dat doen omdat ik er onderdeel van ben; waarbij ik mij steeds meer verweesd voel van een instituut waar ik ooit voorzitter van was. nrc.nl/nieuws/2022/08/03/wangedrag-bij-het-corps-doorbreek-de-hierarchische-cultuur (exclusief voor NRC-abonnees)
Heel mooi en heel wijs, concludeer ik. Maar eigenlijk veel mooier en minstens zo wijs is de bijdrage die ik in mijn verbeelding gegeven laat worden door Laura Henderson (6 December 1863 – 29 november 1944; ‘meisjesnaam’ Laura Forster. Ik zet dat erbij opdat ze niet verward worde met mr. dr. Laura Henderson, universitair hoofddocent aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Utrecht). Die verloor in 1915 haar enige zoon in Frankrijk, en in het verwerkingsproces daarover drong tot haar door dat hij vrijwel zeker nimmer in zijn korte leven een geheel ontklede vrouw had gezien, en voor zijn vele tienduizenden gesneuvelde leeftijdgenoten gold hetzelfde.
Dat leek haar een ongewenste, abnormale toestand, en om daar iets aan te doen stichtte zij, geholpen door entertainment deskundige Vivian van Damm, het Windmill Theatre waar ze in een revue ontklede meisjes lieten optreden en daarmee Britse geschiedenis schreven. ‘We never closed‘, wij sloten (als enige theater tijdens de Tweede Wereldoorlog) nimmer tijdens de blitzkrieg-aanvallen van de Duitsers. ‘We never clothed‘ maakten sommigen daar terzijde van. en.wikipedia.org/wiki/Windmill_Theatre
Ook wijs, maar eerder wetenschappelijk doorwrocht dan (een beetje) pikant zijn bij voorbeeld deze twee boeken:
F. Sierksma, ‘De roof van het vrouwengeheim. De mythe van de dictatuur der vrouwen en het ontstaan der geheime mannengenootschappen. Den Haag, Mouton & co., 1962,
en
Erich Neumann, ‘Die Große Mutter: Bilder und Symbole des Weiblichen’. In dit werk, voor het eerst gepubliceerd in 1974, beschrijft de auteur, de beroemdste student en medewerker van C.G. Jung, de symboliek van het vrouwelijke in zijn veelvuldige verschijningsvormen met behulp van een uitgebreide collectie picturale werken uit verschillende wereldculturen. Het boek bevat 243 kunstdrukken en 77 textielillustraties voor een betere visualisatie. In het eerste deel definieert Neumann eerst de structuur van het archetype. In navolging van zijn leraar Jung zijn archetypen voor Neumann inherent onbegrijpelijke factoren in de onbewuste psyche die ideeën en emoties kunnen ordenen. Hun aanwezigheid wordt alleen duidelijk door hun effect, d.w.z. in het verschijnen van archetypische afbeeldingen of symbolen. Deze archetypische afbeeldingen of symbolen zijn in elk geval het product van de interactie van het handelende archetype in een temporele, lokale en individueel bepaalde omgeving met de individuele persoon en kunnen – in tegenstelling tot het archetype als ordeningsfactor – niet worden geërfd. Om deze reden is een zorgvuldig onderscheid vereist tussen het archetype als zodanig en het archetypische beeld of symbool, dat laatste is het resultaat van het arrangerende effect van het archetype. (…) Dit leerboek over de archetypische manifestaties van het vrouwelijke beschrijft de verschillende kwaliteiten van ervaring in de cultuurgeschiedenis, psychologie, religie en mythe. Deze structurele dominanten, die het menselijk gedrag en bewustzijn als onbewuste factoren beïnvloeden, worden levendig en inhoudelijk gepresenteerd. (vertaling van Amazon)
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
recent commentaar