Vorige week stelde ik hier de vraag ‘Vertrouwensvol geloof in een onsterfelijke ziel: kan dat?‘ Die vraag was mijn conclusie uit een analyse van een column van Bert Keizer in Trouw. Ik beloofde dat ik een week later het antwoord zou geven.

Dat  laatste moet ik nu relativeren. Ik kan alleen EEN antwoord geven, en dat kan zelfs alleen in de vorm van een volgende vraag. Die staat nu hierboven als titel.

Zonder vraagteken, integendeel, als een muurvaste stelling dat Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie de grote meester is die we nodig hebben in deze tijd , staat hij in een interview dat Alexandra van Ditmars 8 mei 2020 in Trouw publiceerde.

Aanleiding voor dat interview was een boek van Hans Stolp over ‘Rudolf Steiner, stichter van een nieuwe cultuur’ (Ankh Hermes). Ik kopieer van bol.com: ‘Stolp biedt een nieuw, onverwachts perspectief op de enorme invloed en levensfilosofie van Rudolf Steiner. Wie is de man achter de in vloedrijke en visionaire antroposofie?’

Zaken doen en geld en het werk van Rudolf Steiner en antroposofie en reïncarnatie is ook een, om het zo te zeggen, precaire zaak bij de Triodosbank. Als er de komende week geen, opnieuw ‘om het zo te zeggen’, dreigender wolven en beren op de weg komen, borduur ik 25 oktober hierover een beetje verder.

Anders dan in het geval van Bert Keizer kan ik hier wel een duidelijk antwoord geven op de vraag in de titel, en dat kan zelfs in één ‘woord:  ‘Nee‘. De toelichting kan bijna even kort zijn: voor zover het interview van Alexandra van Ditmars een adequate indruk geeft van het boek, is dat boek een prul. Het is een vergaarbak van misvattingen, feesboek-achtige prietpraat en twitterachtig geneuzel, hagiografische juichkreten, banaliteiten, onjuistheden, napraatsels en andere onbruikbare brokken talig materiaal.

De twee ergste enormiteiten zijn:

  1. De ondertitel. De notie dat één man een nieuwe cultuur zou kunnen stichten is door, of all people, Steiner himself aan de kaak gesteld als (in mijn woorden) een van de top-tien criminele stommiteiten die een mens zou kùnnen verzinnen. In zijn voordracht in Wenen op 9 mei 1915 heeft hij dat in een doorwrocht betoog uiteengezet. Prototype van deze misvatting is Robinsons Crusoe. ‘Zou het iets zijn, meneer Stolp, dat u die voordracht eens zelf leest?’
  2. Alexandra van Ditmars stelt in het interview ook de vraag: ‘Steiner geloofde in reïncarnatie?’ en Stolp weet het ook hier weer absoluut zeker: “Absoluut. Als we in termen van reïncarnatie en karma denken, wordt volgens Steiner duidelijk dat we in dit leven te maken hebben met levenslessen die we in een vorig leven niet of onvoldoende hebben geleerd, en die nodig zijn voor onze verdere ontwikkeling.” Ook hier roep ik weer terug ‘NEE‘! In de herfst van 1903 publiceerde Steiner een essay onder de titel ‘Reïncarnatie en karma: voorstellingen die vanuit het gezichtspunt van de moderne natuurwetenschap noodzakelijk zijn’. Wie ook maar íets begrijpt van de huidige tijdgeest, ‘gelooft’ net zo min aan reïncarnatie als, pak weg, dominee Stolp gelooft aan de effectiviteit van de benzine in zijn auto (ik ga er even van uit dat hij liever elektrisch autorijdt).

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.