Vorige week schreef ik hier over taal en geld. Daar blijf ik over dóórdenken. En als ik eerlijk ben, en dat wil ik hier graag zijn, ga ik steeds sterker denken dat ik iets belangrijks ontdekt heb toen ik stelde dat het helemaal geen toeval is dat de oudste geschreven exemplaren van geschreven taal over geld gingen. De kleitabletten waarin allerlei letter-achtige tekentje gegrift waren, waren eigenlijk kwitanties voor geleverd vee – pecus in het latijn, vandaar pecunia. Weet u nog? Lees anders maar na: desteronline.nl/rutte-gelijkheid-pecunia

Vandaag borduur ik hierop voort. Ik begin met de vraag wat geld precies is. Dat kan niemand zeggen. ‘Geld is enig object of enige toetsbare vermelding dat … binnen een gegeven sociaal-economische context algemeen wordt aanvaard als betaling voor goederen en diensten en de terugbetaling van schulden’, begint een circa 3000 woorden lang Wikipedia-artikel. Daar kun je dus niet alleen alle kanten mee op, maar je komt ook telkens weer bij je startpunt terug. In het mij vertrouwde antroposofische perspectief weet ik beter. ‘Geld is gestold vertrouwen’.

Dat brengt ons verder, en het slaat een brug naar het gedrukte woord. Dat lees ik af uit de geschiedenis van de taal. Historisch gezien is de taal zo oud als de schepping zelf. We herkennen daarin als ’t ware echo’s van de vier etappes waarin de schepping ontstond: de vuur-, de lucht-, de water- en de aarde-etappe.

In de vuurfase bewerkstelligt louter het uitspreken van het woord datgene wat het woord uitspreekt. ‘Hoor’ (!) wat in Genesis 1:3 staat: ‘En God zei: “daar zij licht”, en daar werd licht’. God hoefde maar te zeggen dat er licht moest komen, en er wàs licht. Flarden van resten daarvan vegeteren nu nog in ons – in rituelen zoals in de woorden die de transsubstantiatie bewerkstelligen of het exorcisme.

Voor de normale sociale omgang is ons taalvermogen ‘afgeblust’. Dat gebeurde eerst tot de lucht-fase: het gesproken woord. Daardoor kon Adam God horen toen die hem riep. Daarna tot water: het woord kreeg een vaste bedding waarin het geschreven kon worden. Als de moderne tijd begint, eind 15e eeuw, worden woorden ook in het aarde-element weergegeven: met behulp van lood, het zwaarste element, worden letters en woorden afgedrukt. De persoonlijke ‘imprint’ verdwijnt; teksten gaan in onbepaald grote oplagen door de wereld. Het wordt steeds moeilijker te achterhalen wat we uitrichten als we onze woorden in gedrukte vorm verspreiden.

En sinds eind vorige eeuw hebben we een vijfde fase – de digitaal-elektronische. Mèt dat je je computer aanzet, verschijnen quasi-gedrukte letters op je scherm. Het is ‘gestold begrip’ dat letterlijk automatisch door jou wordt opgenomen en min of meer wordt verwerkt; noteer de cursivering van ‘min of meer’. ’t Is net als met je geld – je hebt maar zeer beperkte controle over het vertrouwen dat daarin gestold is.

Als ‘plaatje’ heb ik deze week niet een echt beeld bij bij dit stukje maar een soort collage van 39 tekens, geordend in acht quasi aan elkaar geplakte woorden, enkele spaties en het ene woord dat de essentie van de boodschap aanduidt in het rood. En het wordt allemaal automatisch betaald. ‘Tel uit je winst’.

We zijn ver afgedwaald van wat Guido Gezelle omstreeks 1858 dichtte: ‘Mij spreekt de blomme een tale, mij is het kruid beleefd, mij groet het altemale, dat God geschapen heeft’.

Ik ga er van uit dat u begrijpt wat de diepere zin is van de collage die ik u deze week presenteer. Meldt u het me als u het niet begrijpt?

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.