‘Wat zijn de belangrijkste redenen waarom je iemand zou aanraden om psychologie te gaan studeren?’

Dat was een van de twee vragen die ik eind vorig jaar voorgelegd kreeg voor een brainstorm-sessie die we aanstaande donderdag voor onze opleiding psychologie aan de EUR gaan houden. Ik kan mijn advies in drie woorden samenvatten: dáár gebeurt het. En met ‘dáár’ bedoel ik uitdrukkelijk de psychologie, hier en nu. Ik zal het uitleggen, maar eerst iets anders.

Vroeger was in de wereld heel veel anders dan nu. Toen was de universiteit het hoogste wat een jong mens kon bereiken. Als je intelligent genoeg was en, vooral, als je ouders rijk genoeg waren om je aan de universiteit te laten studeren, had je het helemaal gemaakt. Dan werd je, om het zo te zeggen, ingewijd in de zogenaamde tempel der wetenschap.

Zó beleeft niemand dat meer. Ook mooi en tegelijk wat dichter bij de werkelijkheid is het visioen dat ik mijn studenten pleeg voor te houden wanneer ik ze aan het begin van het nieuwe studiejaar voor het eerst toespreek.

‘Als het je lukt je studie af te maken’, begin ik dan, ‘zul je lid worden van de allermachtigste organisatie die de wereld kent. De maffia, de vrijmetselarij, de rooms-katholieke kerk, Wall Street… – noem maar op – hun macht verbleekt in vergelijking met die van de zogenoemde scientific community – de wereldwijde wetenschappelijke gemeenschap’.

Ooit, vele jaren geleden, zag ik dat eens in een zogeheten flashbulb memory, een plotselinge ingeving, uniek concreet voor me. Ik was voor een bijeenkomst over filosofie van de levenswetenschappen in wat toen nog de Landbouw Hogeschool in Wageningen heette. Ik was daar voor het eerst, was vroeg van huis gegaan, en toen ik aankwam, ging het bedrijf net open. In de kantine werden koffie en verse broodjes geserveerd en opeens voelde ik het: hier ben ik thuis.

De universiteit is één wereldwijde mega-familie – zó voelde ik dat. Wij, die daar werken en studeren, horen bij elkaar als intiem verwante nakomelingen van oeroude voor-voorouders. Waar ter wereld je ook studeert of werkt, zodra je in een andere universiteit komt waar je nooit eerder bent geweest, word je meteen herkend als ‘one of us’. En dat allemaal op basis van vrijwilligheid en vertrouwen en – ik moet erbij zeggen, helaas: als het goed is – omdat je van elkaar weet dat je geen andere bedoelingen hebt dan om samen verder te komen in de wetenschap.

vorige zin: ‘als het goed is’. Dat moet er tegenwoordig met nadruk bij gezegd worden. ‘Aan universiteiten is het de afgelopen decennia steeds meer gaan draaien om productie en geld’, citeer ik uit een kritisch commentaar in NRC Handelsblad van 11 januari. Op 30 juli en 30 december vorig jaar schreef ik er al over in De Ster.

Dat moet veranderen, en daarmee komt de psychologie in mijn verhaal. De ene wetenschap is de andere niet, en de verschillen tussen de wetenschappen is een heftig verhaal. Eeuwenlang was de theologie DE wetenschap bij uitstek, met astronomie en filosofie als zware concurrenten. Later werd het de natuurkunde waar de ware onderzoeker zijn obsessie kon uitleven om te worden gelijk Faust: ‘Weliswaar weet ik veel, maar ik wil alles weten’.

De School van Athene van Rafaël (1511). In het midden links Plato, rechts Aristoteles

De School van Athene van Rafaël (1511). In het midden links Plato, rechts Aristoteles

De obsessie is onveranderd gebleven, alleen geeft nu de psychologie de toon aan. Dat komt doordat zij zich helemaal concentreert op cognitie. Dat is een nieuw begrip. Het integreert alle mentale en psychische functies en processen, inclusief bewustzijn, emoties, gevoelens en zelfs de vraag over de vrije wil en de motivaties tot handelen, in één allesomvattend netwerk van theoretische overwegingen en praktische toepassingen.

Volgende week meer hierover, en over de vraag waarom psychologie studeren juist in Rotterdam zo goed is.

Hugo Verbrugh