Ik zit nog steeds op een feestje van een vriend van mijn goede vriend Leo. Het is een nogal groot huis. Ik heb de boekenkast al bestudeerd. Ik heb alle interessante opmerkingen al genoteerd. Het werden er steeds minder. Je zou kunnen zeggen dat drank en interessante opmerkingen omgekeerd evenredig zijn. Normaal kan ik er ook wel wat van, maar ik begin mij een beetje te vervelen. Ik kijk op de klok en bedenk dat ik maar eens op huis aan moet, naar moeder de vrouw. Maar Leo is in geen velden of wegen te zien.
Hoe moet dat nu, want hij is met mij hiernaartoe gereden. Ik schiet een man aan waar ik Leo mee heb zien praten: ,,Heeft u misschien Leo ge – zien?” ,,Ja, hij moet er nog zijn. Ga je weg?” ,,Ja, het wordt weer eens tijd”. De man zucht: ,,Ik wou dat ik met je mee kon”. Ik frons mijn wenk brau wen: ,,Hoe dat zo?” ,,Ik heb het wel gehad. Morgen moet ik vroeg op voor een belangrijke zaak”. Dan ga je toch ge – woon”, zeg ik. De man zucht weer: ,,Dat kan niet, ik woon hier”. Ik schiet in de lach: ,,Dus je vindt je eigen feestje niet leuk meer?” Wij stellen ons aan elkaar voor en hij antwoordt: ,,Het is het feestje van mijn ex. Maar die heeft zo’n klein huisje dat ze het bij mij wilde vieren”. Ik knik, alsof ik het begrijp. Ik wordt nieuwsgierig naar de verhoudingen in deze familie, maar vind het te delicaat om ernaar te vragen. Dan zie ik een foto aan de muur van een parapenter en vraag: ,,Wie doet er hier aan parapenten?” Het blijkt de huiseigenaar zelf te zijn. De foto is genomen op de berg Babadag bij Ölüdeniz in Turkije. Twee uur later komt Leo langs en vraagt mij: ,,Jullie kunnen nu wel lekker over die maffe sport praten, maar wanneer was je van plan om naar huis te gaan?” Tja, eigenlijk zijn we nog lang niet uitgepraat, maar wij blijken de laatste gasten te zijn. Zo zie je maar weer: ‘gezelligheid kent geen tijd’.
Jacques Beket
recent commentaar