‘Cafeïne is wereldwijd de meest gebruikte verslavende, psycho-actieve drug’. Dat stond in een artikel in NRC Handelsblad van 9 september. De informatie komt uit een gerenommeerd en betrouwbaar wetenschappelijk tijdschrift, Science. De stelling is dus geloofwaardig. Tegelijk geeft het artikel een fascinerend beeld van de wisselvallige toestand in de filosofie van de voedingsleer. Enerzijds staan er open deuren in. ‘Koffiesmaken ontstaan door moleculen in de koffie die bij mensen een smaaksensatie teweegbrengen’. Ja, zo lust ik er nog wel meer.

‘Opium doet mensen slapen aangezien in opium een slaapverwekkende stof zit’ is een klassieke variant. Met deze nep-wijsheid maakte komedieschrijver Molière zo’n vier eeuwen geleden de dokters van zijn tijd belachelijk. Anderzijds geeft het artikel boeiende veronderstellingen inzake de mechanismen van de evolutie. Wellicht is cafeïne niet alleen voor mensen, maar ook voor bestuivende insecten verslavend, wordt nu gesteld. Daardoor worden die insecten opgejut om steeds meer planten te bestuiven.

De vraag alleen al: ‘Kunnen insecten verslaafd raken?’ Niemand kan het zeggen, want niemand weet wat verslaving precies is. Over de aard van dit niet-weten staan leerzame overwegingen in het klassieke leerboek van S.E. De Jongh ‘Inleiding tot de Algemene Farmacologie’ (1959, nog steeds actueel). Als we proberen te doorgronden wat verslaving is, komen we vanzelf in een oerwoud van allerlei bekende en onbekende problemen. De passage over verslaving aan koffie illustreert bijna poëtisch mooi hoe veelzijdig de problematiek hier is:

‘Van enige betekenis wordt de verslaving aan koffie wel nooit, doch dat neemt niet weg, dat de gehechtheid van sommige lieden aan het op vastgestelde tijden gebruiken van deze drank een dwangneurotisch karakter kan aannemen, dat o.a. tot uiting komt tijdens reizen en excursies. Indien hun klokje van gehoorzaamheid slaat op een tijdstip waarop men zich ver bevindt van enig etablissement dat voor verstrekking van de geliefde drank in aanmerking komt, worden zij lastig en trachten zij hun gezelschap er toe te bewegen de reisroute zodanig te wijzigen, dat de kansen op spoedige bevrediging er door stijgen. Hun wordt dan verweten, dat zij het belangrijke niet van het onbelangrijke weten te onderscheiden; de farmacoloog die zulk een discussie meemaakt fluistert bij zichzelf: verslaving.’

Met dit o zo herkenbare beeld op de achtergrond gaat bij het idee van aan koffie verslaafde insecten mijn blik vanzelf richting oneindig. ‘Filosofie van de voedings- en genotsmiddelenleer’ is een dynamisch wetenschappelijk vakgebied, en het onderwerp ‘verslaving’ komt daarin héél dichtbij. Elke ochtend word ik daaraan herinnerd. Mijn klokje van gehoorzaamheid [prachtig oud woord in dit verband!] slaat steeds om zes uur, en als alles goed gaat, sta ik een paar minuten later mijn eerste potje koffie te zetten. Dat is dan een verbeterde versie van de bekende slow coffee. ‘Slow coffee’ is een mooi paradoxaal begrip. Het is super-eigentijdse koffie en tegelijk koffie op zogenaamd ouderwetse manier gezet. Gewoon een kop koffievoorverwarmde thermoskan met daarop een snelfilter [raar woord in dit verband!] en telkens handmatig een toefje kokend water erop. De verbetering in mijn versie is dat ik water in ritmische scheutjes opschenk. Over het hoe en waarom van die verbetering schrijf ik verder op de site van De Ster. In verband met verslaving noteer ik hier alleen nog dat ik het eerste uur en vaak iets meer van elke ochtend actief mijmerend verwijl bij mijn koffie and all that. Ja, ik ben verslaafd aan koffie – maar helemaal zo als De Jongh deze speciale verslaving typeert: met mate. En elke ochtend lukt het me beter bij die eerste kopjes slow coffee de oogst van de nacht binnen te halen.

En mijn stille vreugde over mijn slow coffee ritueel werd gisteren nog groter toen ik in de krant een verslag las van een groot onderzoek onder 120.000 koffiedrinkers, met als resultaat: ‘Echte koffieleuten hebben een bijzondere genetische gesteldheid. Daardoor breken ze cafeïne sneller af, zijn ze gevoeliger voor de kick van cafeïne, en hebben ze een andere vet- en glucoseverbranding’. Dat geeft mooie steun aan een belangrijk argument in het debat over erfelijkheid: je genetische constitutie is niet een onafwendbare doem. Genen werken alleen voor zover ze ‘uitgedrukt’ worden (expressie). Aan die expressie kun je zelf iets doen – bijvoorbeeld door lekker bedachtzaam elke ochtend je koffie te zetten!

Hugo Verbrugh