Twee weken geleden vertelde ik hier een mythe die ik zelf verzonnen had. Hij ging over hoe alles in het begin der tijden ging. Adam en Eva speelden naar hartenlust in de Hof van Eden en zij waren totaal niet geïnteresseerd in de Boom der Kennis met zijn verboden vruchten. Toen verscheen de slang, zomaar opeens uit het niets, en die siste heel stiekem: ‘Psst, Eva, mooi meisje, kom ‘ns hier …’; hoe het verhaal verdergaat, is in grote lijnen bekend. Maar in welke taal had die slang toen deze profetische woorden gesproken? Op geleide van de Science of Deduction van Sherlock Holmes deduceerde ik toen: ‘Dat kan alleen een nieuwe, toen daar op dat moment dóór de slang áán de mens gegeven taal zijn’. En opeens begrijpen we van alles dat we eerst niet begrepen. We begrijpen nu waardoor (1) communicatie tussen mensen altijd misverstanden oproept, en (2) wij niet alleen in het handelen maar al eerder, meteen in en dóór het spreken ‘vuile handen’ krijgen.

Tot zover het slechte nieuws. Er is ook goed nieuws. Sinds eind vorige eeuw kennen we in de psychologie en de filosofie het zogeheten “cognitieve paradigma”. Tot die tijd waren psychologie en filosofie werelden apart. Het nieuwe systeem van kennis integreert alle functies en inhouden die te maken hebben met kennis, begrip, geloof, mythen, weten, onwetendheid (!). Ook esoterische kennis, religieuze overtuigingen, parapsychologie, occultisme, … you name it, vallen binnen dit paradigma.

Tot zover het stukje van 28 december 2022.

Afgelopen vrijdag had de NRC een boeiend artikel van Hendrik Spiering dat ik bijna als een aanvulling / commentaar op mijn deductie in dat stukje zou durven duiden. Ik citeer: ‘God spreekt niet echt, het is een “woordgebeuren”. … De “Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap” is een bijzonder leuk en interessant boek voor iedereen die geïnteresseerd is in de Bijbel. De commentaren en meer algemene thema-stukken helpen bij beter begrip van deze stokoude verzameling van religieuze teksten en ze laten ook goed zien hoe moderne christenen met de Bijbel en zijn betekenis omgaan. Maar het boek lijdt óók onder de bijnaam die het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap het heeft gegeven: Wetenschapsbijbel. Dat is te veel eer voor de commentaren, thema’s en topics die voor deze gelegenheid zijn toegevoegd aan de NBV21, de onlangs herziene officiële bijbelvertaling. Het Bijbelgenootschap lijkt dat ook zelf te voelen, want in zijn publiciteit zet het Genootschap “Wetenschapsbijbel” vaak tussen aanhalingstekens. Die aanhalingstekens zijn terecht, want een wetenschappelijk-kritisch karakter hebben de commentaren en stukken door 61 Nederlandse christelijke wetenschappers (vooral theologen) juist niet. Ze bieden interessante informatie, maar als er al eens een potentieel conflict tussen bijbelverhalen en moderne kennis aan de orde komt, wordt dat met dooddoeners en vaagheden bezworen. Dat is geen wetenschap, dat is zielzorg.

Spreken kan ook een dáád zijn. Want bijvoorbeeld, wat wordt er bedoeld als in de Bijbel staat dat God spréékt? Belangrijker dan het feit of dat spreken zintuiglijk te horen is, is het feit dat het hier hoe dan ook om communicatie gaat, meldt de theoloog Jaap Dekker in een commentaar bij Jesaja. En dat spreken is ook niet altijd communicatie, want het spreken kan ook een dáád zijn, zoals bij de schepping, een „woordgebeuren”. En het kan ook via dromen. En „nog altijd weten mensen zich aangesproken door het woord van God”. Prima, maar of dat “spreken” nu wel of niet letterlijk bedoeld was door de schrijvers van de Bijbel blijft in het midden. … ‘ – LEES ZELF MAAR VERDER nrc.nl/nieuws/2023/01/04/god-spreekt-niet-echt-het-is-een-woordgebeuren

Michel Foucault – door Arturo Espinosa, van Wikimedia Commons.

Zelf voeg ik nog toe uit Foucault ‘De woorden en de dingen’ (‘Les mots et les choses‘): ‘Tussen de merktekens en de woorden bestaat niet hetzelfde onderscheid als tussen observatie  en aanvaardgezag of tussen verifieerbare feiten en traditie. Overal heerst dezelfde wisselwerking, die tussen het teken en zijn gelijkenis, en daarom kunnen de natuur en het woord zich eindeloos met elkaar verweven en door iedereen die kan lezen één enkele grote tekst vormen.’ – Entre les marques et les mots, il n’y a pas la différence de l’observation à l’autorité acceptée, ou du vérifiable à la tradition. Il n’y a partout qu’un même jeu, celui du signe et du similaire, et c’est pourquoi la nature et le verbe peuvent s’entrecroiser à l’infini, formant pour qui sait lire comme un grand texte unique.

Voor wie het liever in het Engels leest:

This arrangement, together with the interplay it authorizes, is found also, though inverted, in the experience of language. In fact, language exists first of all, in its raw and primitive being, in the simple, material form of writing, a stigma upon things, a mark imprinted across the world which is a part of its most ineffaceable forms. In a sense, this layer of language is unique and absolute. But it also gives rise to two other forms of discourse which provide it with a frame: above it, there is commentary, which recasts the given signs to serve a new purpose, and below it, the text, whose primacy is presupposed by commentary to exist hidden be-neath the marks visible to all. Hence there are three levels of language, all based upon the single being of the written word. It is this complex interaction of elements that was to disappear with the end of the Renaissance. And in two ways: because the forms oscillating endlessly between one and three terms were to be fixed in a binary form which would render them stable; and because language, instead of existing as the material writing of things, was to find its area of being restricted to the general organization of representative signs.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.