De Kralingse dichter Joop van den Bos (85jr.) las zijn gedicht ‘Voor hen die vielen’ voor, tijdens de dodenherdenking op zaterdag 4 mei bij het verzetskruis aan de Oostzeedijk Beneden/Hoflaan. Op 3 april 1945 werden aan de Oostzeedijk- Beneden/Hoflaan 20 verzetsstrijders die vastzaten in het politiebureau aan het Haagseveer, doodgeschoten op last van de Duitsers. Als represaille voor de liquidatie door het verzet op 31 maart 1945 van een majoor van de politie die voor de Duitsers werkte. Joop van den Bos zag de dode mannen liggen.

‘Een van de gefusilleerden in de lijfelijke wirwar / staarde in de hemelse ruimte alsof hij daarin / de laatste verwezenlijking zag!

Maar weer anderen van hen, in chaos en doodsangst neergestort / waren weer vervreemd van hun persoonlijkheid / in de verstarring van het gelaat / in die ontzieling!

Maar ook lagen er met hun gelaat naar de grond / met hun lichamen nog als in hunkering verscholen!

Meer het vreemde was de stilte, de heersende stilte! Er was geen vogelritsel of boomgeruis / En geen bestaan in onze aanblik / We stonden als jongens, mijn vriendje en ik / naast het leven, buiten de werkelijkheid! / Met een transparante leegte in het gevoel, / dat zich in ons voltrok / Het nietige niets van alles voelende / in doorschijn ergens!

En we konden het eigenlijk niet verklaren, of benoemen / bleek later, als we er fluisterend, zoals jongens / dat doen met elkander over spraken.

Maar het schiep een band, die mij nu nog bezighoudt / in het dagelijkse, hoe vreemd ook / Vandaar dat als ik erlangs kom op de fiets / dan stop ik soms even / of ik wil of niet!’

Joop van den Bos Dodenherdenking