Wetenschap is niet meer wat ze geweest is. Sterker nog: de komende jaren zullen we dat kunnen blijven herhalen. Zo’n EUREKA-week-nummer van De Ster is een goed moment om even terug- en vooruit te kijken. Geïnspireerd door de strijdkreet waarmee Carol Hanisch in 1969 beroemd werd: ‘Maak het persoonlijke politiek en het politieke persoonlijk’, haal ik ook mezelf een beetje in het verhaal.

Onze Erasmus Universiteit is in 1973 ontstaan uit een fusie van de Nederlandse Economische Hogeschool (in 1913 opgericht als Handelshogeschool) en de Medische Faculteit Rotterdam (in 1966 opgericht als enige instelling voor wetenschappelijk onderwijs met alleen een faculteit geneeskunde. De MFR was de consolidatie van de Stichting Klinisch Hoger Onderwijs. Deze stichting was in 1950 opgericht en had tot taak gekregen doctorandi van de medische faculteiten elders in het land op te leiden tot arts. De ‘MFR’ had als speciale missie meegekregen nieuwe vormen van onderwijs uit te proberen, en dat sprak mij heel speciaal aan. Ik was medisch doctorandus van de [toen nog ‘Rijks’]Universiteit Utrecht en werd een van eerste artsen met het diploma van de MFR, maar ‘afgestudeerd’ voelde ik me toen nog niet – integendeel. Ik had al die jaren studie steeds meer vragen en twijfels gekregen over de medische opleiding. Die opleiding was namelijk zó ingericht dat we juist géén twijfels en vragen zouden krijgen. Als dokter moest je zekerheid uitstralen, dat werd ons stiekem heel effectief bijgebracht, met als gevolg dat sommigen waaronder ik dus, juist steeds meer vragen en twijfels kregen. De nieuwe MFR had nieuwe medewerkers nodig, dat leek me een prima plek om nog wat verder te studeren, en ik kon meteen aan de slag. Ik ging alle nieuw benoemde hoogleraren interviewen en één van hen, de patholoog-anatoom Marco de Vries,  had plannen die mij zeer aanspraken: hij wilde zijn studenten vertrouwd maken met de experimentele methode.

Die woorden déden het: dáár moest ik zijn. Het liep anders dan ik me voorgesteld had, maar intussen wel beter dan ik had kunnen drómen. De Vries was eigenlijk een verkapte profeet. Hij zette de standaard-leerstof van zijn vak in een syllabus en een paar honderd dia’s, sprak die syllabus in op geluidsbandjes, kocht 40 zogenoemde ‘leermachines’ en installeerde dia’s en geluidsband daarop, en stelde de machines bijna 7×24 uur ter beschikking. Het echte werk ging volgens PGO = ProbleemGestuurd Onderwijs. In kleine groepjes gingen de studenten zelfstandig met elkaar spreken over hun eigen vragen en twijfels inzake ziekte en daaromtrent. In eerdere stukjes in De Ster heb ik daar al over geschreven, zie desteronline.nl/het-probleem-van-de-naam-aart-van-der-stel  en desteronline.nl/gubernator.

En toen … – ik kan niet anders dan het met enige dramatiek beschrijven: toen werd de geest van de tijd over ons vaardig. Ons vak heette ‘Algemene Pathologie’, wat men naar eigen keuze kan vertalen als algemene ziektekunde of algemene ziekteleer. Het verschil zit erin dat die kunde gewoon het ambacht van de patholoog is, terwijl algemene ziekteleer uitnodigt tot bespiegelingen over ziekte tot óver de horizon van wat de wetenschap nu weet en leert.

En juist in die jaren In de tijd waarin de MFR begon, hadden zich drie gebeurtenissen in de geneeskunde voorgedaan die een grote invloed hadden op de bewustwording bij het publiek voor wat in de geneeskunde gaande was: (1) het Softenondrama in de jaren 1960-1962, waarin in veel Europese landen vele duizenden kinderen met ernstige aangeboren misvormingen geboren waren doordat hun moeder een schijnbaar onschuldig kalmeringsmiddel had gebruikt, (2) de productie en introductie van de anticonceptiepil in dezelfde tijd en daarna, en (3) de eerste harttransplantatie, eind 1967. Vooral dit laatste heeft sterke repercussies gehad voor de plaats van de medische wetenschap in de publieke opinie. In maart van dit jaar heb ik er nog over geschreven in De Ster:desteronline.nl/belangrijk-politiek-en-maatschappelijk-probleem

Paul Thung vatte de situatie in voorzichtig-diplomatieke bewoordingen samen in de rede waarmee hij in 1966 het ambt van gewoon hoogleraar in de betrekkingen tussen natuurwetenschap er geneeskunde in Leiden aanvaardde: ‘De geneeskunde heeft over het algemeen bijzonder weinig moeite met haar zelfrechtvaardiging. Menige beschouwing over de geneeskunde van heden, gisteren en morgen, menige feest- of herdenkingsrede, getuigt van het gemak waarmee zij haar plaats weet te vinden, haar roeping weet aan te duiden. … Men weet zich geschraagd door een eeuwenlange traditie van officium nobile, en put daaruit moed om heden en toekomst onder ogen te zien.’

Aan de oppervlakte leek alles destijds geleden nog mooi, probleemloos. Daaronder moet ook toen al wel een en ander gebroeid hebben. Thung voorspelde eigenlijk al wel iets van de veranderingen die de laatste jaren zijn opgetreden, want direct in aansluiting op de hierboven geciteerde zin liet hij volgen: ‘Het is duidelijk dat daar inderdaad moed voor nodig is. De geneeskunde mag nog zo zelfverzekerd naar voren treden, vaste grond heeft zij niet onder de voeten. Gezien de snelle veranderingen van onze cultuur kunnen wij beter van een dunne vulkanische korst spreken: wie zal zeggen hoe en door wie de geneeskunde morgen bedreven zal worden en met welke motieven?’

Hij kreeg gelijk. In 1967 publiceerde W. Woltz een groot artikel in het Algemeen Handelsblad over medische vergissingen die gepubliceerd waren in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. ‘De dokter is God niet’ heette het, en het bepleitte o.a. een grotere mondigheid voor de patiënt. Het is de auteur door de artsen niet in dank afgenomen. Vertegenwoordigers van de medische stand kwamen zich beklagen bij de hoofdredactie en eisten, zo niet een rectificatie, dan toch een krachtig weerwoord. Dat hebben ze wel gekregen, maar de trend die uit het artikel sprak, hebben ze niet kunnen ombuigen.

En nu … – nu kan ik helemaal niet anders dan in soortgelijk dramatische woorden te besluiten. In de loop van de geschiedenis zijn afwisselend verschillende wetenschappen maatgevend geweest voor de Grote Problemen van de tijd. Astronomie, theologie, fysica, volgens sommigen ook sociologie. Anno 2017 is het complex van medische wetenschappen met stip-notatie HET wetenschapsgebied waarin wij de nieuwe tijdgeest kunnen vinden.

Eén van die wetenschapsgebieden is de voedingsleer. Elders op deze website keuvel ik daarover met onze Kralingse scharrelslager Thijs van den Kieboom.

Hugo Verbrugh

Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
[wysija_form id=”1″]