Morgen is het weer de laatste woensdag van september, en zoals al vele jaren op die dag gebeurt, zullen kinderen langs de deuren gaan om kinderzegels te verkopen.

Dit jaar is dat een heel bijzonder serie postzegels: ‘Kinderzegels moeten herinnering aan Bommel en Tom Poes levend houden’, meldde de NRC 9 september.

Bij dat krantenbericht passen enkele kanttekeningen.

‘Net als je denkt dat Nederland nu toch wel echt uitgebommeld is, duikt de 80-jaar oude stripbeer Olivier B. Bommel weer op’, begint auteur Paul Steenhuis.

Hallo? “Uitgebommeld”??

Ik protesteer om verschillende redenen. Om te beginnen is ‘uitbommelen’ een onbruikbaar taalkundig gedrocht.

Erger is dat de redactie van NRC toen zij in 2012 naar Amsterdam verhuisde, onderweg deze auteur verloren lijkt te zijn, want die leeft nu op een andere planeet. Olivier B. Bommel, en velen van de 1400  andere personages uit de Bommelsaga die Paul Verhaak in zijn magistrale boek ‘De Bommelparade’ heeft verzameld, zijn in hoge mate still alive and kicking. Dank zij de inspanningen van Manuel Kneepkens wordt – nee, helaas ‘werd’ vanwege corona tot 2019 – op 2 mei, de geboortedatum van Toonder, onze stad jaarlijks even herdoopt in Rommeldam. In 2016 verscheen een nieuwe aflevering van de Bommelsaga, ‘Het lastpak’, geschreven en getekend door Henk Hardeman (56) en tekenares Henrieke Goorhuis (26).  google.com/search?client=firefox-b-d&q=verbrugh+de+ster+het+lastpak En zo zou ik dóór kunnen gaan, vele nummers van De Ster dóór. Om, zoals Steenhuis doet, heer Bommel te kwalificeren als ‘een beer van wie we al ruim dertig jaar niet echt meer iets gehoord hebben’, getuigt van navrante onwetendheid.

En in de laatste zin van het bericht staat een woord (hier door mij geaccentueerd) waarvan ik me afvraag hoe ze in de NRC-redactie zelf daarover denken: ‘Op Bommel daalt steeds meer nostalgiestof neer. Maar  … dan is er natuurlijk … een Bommelmuseum voor de oudjes. … ‘. OUDJES – je moet maar durven. “Het woord ‘oudjes’ mag worden geschrapt uit onze taal”, haal ik van de site van RTL. “Dat vinden de deelnemers aan de verkiezing Weg met dat woord! van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). Van de tien meest gehate woorden in 2014 kreeg de term ‘oudjes’ 18 procent van de stemmen.”

Ter zake! De kinderpostzegelactie van dit jaar is een mooie stap in de richting van een correctie van dit verzuim. Ik doe graag nog een paar stapjes verder – en ik nodig virtueel een reisgezel mee. Het is psychiater Lolke Pepplinkhuizen (*1943). Ergens in de jaren 70 of 80 van de vorige eeuw ontmoetten wij elkaar, en wij vonden elkaar in de overtuiging dat de tijd rijp is voor een serieuze Bommelstudie. Dat is bijna een halve eeuw later nog sterker geldig dan destijds.

Een eerste ontwerp daarvoor zou kunnen beginnen bij de stelling dat Toonder met zijn Bommelsaga een nieuwe mythe heeft gecreëerd. In de bespreking van die stelling noteer ik dat een kenmerk van mythen is, dat de ontstaansgeschiedenis van de figuren die erin voorkomen vaak een veelzijdig verhaal is. In die beginfase circuleren vaak meerdere verhalen, met soms verschillen in bijzonderheden van inhoud en strekking. Dat is ook zo met de Bommelmythe. Het boek waarvan hier de cover gekopieerd is (met dank aan de Toondercompagnie) is van 1949. De (uiteraard zwart-wit gedrukte) serie strips in de NRC was toen nog niet eens op nr. 40 van de 177. In deze ‘Tom Poes vertellingen’ is heel veel is anders dan in de strips. Een goed voorbeeld is de klassiek geworden uitroep van Heer Bommel: ‘Tom Poes, verzin een list!’ Maar in deze Vertellingen is het Heer Bommel die een list verzint. De eerste vertelling heet ‘Tom Poes en de betoverde wagen’. Tom Poes gaat ‘naar het dorp (niks Rommeldam!), waar een handelaar in oude boeken’ woont. Daar vindt hij een boek over tovenaar Merlijn die een wagen heeft gebouwd die zonder motor of trekdier rijdt. Elke nacht rijdt hij door het woud, en af en toe stopt hij en dan mag iemand die dat durft instappen en meerijden. Dat leest Tom Poes allemaal in die boekhandel en daar rukte een assertieve ongelikte beer hem het boek uit handen. Die figuur blijkt heer Bommel te zijn, die koopt het boek, en Tom Poes ‘ging boos naar huis om zijn geraniums water te geven’. Maar dan komt het: een paar dagen later leest Tom Poes in de krant dat de toverwagen van Merlijn ’s avonds door ‘het Dikke Bomen Bos’ rijdt. Het vervolg laat zich bijna raden: diezelfde avond gaat Tom Poes naar dat bos, en ja hoor, die wagen komt. Tom Poes stapt erin en als hij tot stilstand komt, is hij in een soort blauwdruk van Slot Bommelstein (die naam komt nog niet voor in het vertellingenboek). Wat in een gewone rijdende wagen de ‘motorkap’ zou zijn gaat open, Heer Bommel komt ‘steunend, hijgend en verkreukeld’ daaruit te voorschijn, en legt uit dat hij vriendschap wilde sluiten met Tom Poes en daartoe deze list bedacht had.

Zo leeft al in de eerste dagen van het bestaan van de Bommelsaga een prachtig voorbeeld van wat de Bulgaars-Franse taalkundige Julia Kristeva ‘intertextualité‘ heeft genoemd (zie: Poésie et négativité, persee.fr/doc/hom_0439-4216_1968_num_8_2_366977.

Hugo Verbrugh

PS: Op 14 mei 2019 heb ik hier een pleidooi gehouden voor de erkenning van Toonder als schepper van een nieuwe mythe met zijn Bommelsaga:  desteronline.nl/langzaam-breekt-je-ruggengraat


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.