Mijn stukje van vandaag gaat over een uniek nieuw soort boek dat ik dezer dagen kreeg van de auteur, mijn vriend Louw Feenstra V (‘is filosoof, was ooit wedstrijdzeiler, zeilinstructeur, scuba-duiker en hoogleraar keel, neus-, oorheelkunde’, specificeert de achterflap; “’V’ betekent ‘vijfde generatie Feenstra’s; *1940, Celebes [sinds 1946 Sulawesi]; is sinds 2000 woonachtig in Rotterdam”, vul ik zelf aan).

Het boek heet: ‘In de vingers. Filosofie van de vaardigheid’. In dit stukje denk ik dóór op wat Louw  ons hier voorzet, en brouw ik een nieuwe variant. Ik begin met een stuk uit zijn boek:

‘Drie sleuteltermen markeren het begin van dit boek’, begint de inleiding ‘Woorden van dank’ op blz. 11: ‘(a) de term ‘artefact’, voor een ding dat door een mens is gemaakt, (b) de Umwelt van de mens en (c) de mens die handwerk verricht. Voor een systematische analyse van het onderwerp leken deze drie termen voor de hand te liggen, maar al vrij snel bleken ze onvoldoende. Nieuwe begrippen moesten worden geïntroduceerd, vaak uit andere kennisgebieden. Ik moest in die kennisgebieden de weg zien te vinden, met het risico op verdwalen en voorwerp te worden van spot. Bovendien bleek het in de praktijk lastig de vervlechtingen en overlappingen van begrippen in de geschiedenis te ontwarren, een geschiedenis die al voor de dageraad van de mensheid begon.

Het boek is in de loop van bijna vijf jaar een soort deltalandschap geworden met meanderende rivieren, kleine en grotere zijtakken, korte en large verbindingen en dode zijtakken. Dat toch een min of meer centrale stroom is blijven bestaan, dank ik in grote mate aan een aantal mensen dat bereid was hun kennis met mij te delen, mij de weg te wijzen, mij te behoeden voor verdwalen en mij soms terug te brengen naar het gekozen pad. Toch zullen zij niet alle fouten hebben kunnen voorkomen en alle leemten hebben kunnen aanvullen; die blijven voor mijn eigen verantwoording. Ieder van hen dank ik voor hun tijd, hun belangstelling, hun meedenken, hun hulp en hun adviezen.’

Rijn-Maas-Scheldedelta

Ik herken in het boek een nieuwe manifestatie van de geest van Rotterdam: ‘Niet alleen woorden, maar ook daden, en daartussen vooral veel alsmaar oefenen. En vooral “oefenen” op de nieuwe manier die mijn studenten en ik in Rotterdam samen in het ProbleemGestuurde Onderwijs in de filosofie hebben ontwikkeld’.

In deze PGO-vorm lezen de studenten teksten die lijken op het soort ‘deltalandschap’ dat Louw hierboven karakteriseert. Feiten, overwegingen, vragen, speculaties en nog andere woordgenres wisselen elkaar af. Overal noteren de studenten in hoeverre datgene wat ze lezen hen aanspreekt, of ze iets ‘kunnen met’ wat ze lezen, of ze  andere interessante reacties kunnen geven op de vragen en twijfels die overal staan.

Het ‘onderwijs’ is het gezamenlijke gesprek over de schriftelijke ratatouille die ze zodoende bereiden. Het doel van dit gesprek is inzicht te verwerven en met elkaar te delen. Leidmotief in dit proces is het innerlijk weten dat iedereen heeft meegebracht als voorgeboortelijke herinnering alias ‘anamnesis’.

Eigenlijk, realiseer ik me al schrijvend, is dit een sensationeel boek. In de vorige eeuw heeft de wetenschapsfilosofie drie typen wetenschap onderscheiden: (1) alpha ≈ geesteswetenschappen, (2) bêta ≈ empirische natuurwetenschappen, (3) gamma ≈ sociale wetenschappen.

Nu hebben Louw en ik samen een vierde categorie wetenschappen op de kaart gezet: de delta- wetenschappen. leerling, gezel en meester leren op voet van gelijkheid aan, van en met elkaar.

Dit stukje zal zeker nog een vervolg krijgen.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.