De Partij voor de Dieren: de meest serieuze politieke partij van Nederland

De kop boven dit stukje is een variant op de aanhef van het gedicht van de Vlaamse dichter Guido Gezelle (1830-1899): ‘Mij spreekt de blomme een tale … ‘. Ik heb er eerder over geschreven in De Ster, op 4 juni 2019: desteronline.nl/mij-spreken-de-kabouters-een-tale. Ik kom er nu op terug omdat ik (1) steeds beter ga begrijpen wat Gezelle bedoelde en (2) steeds sterker het gevoel krijg dat steeds meer mensen om mij heen dat ook gaan begrijpen. Dat komt wellicht omdat de Franse Filosoof Michel Foucault (1926-1984) erover gepubliceerd heeft en zijn werk steeds meer doordringt. In zijn ‘De woorden en de dingen’ legt hij uit hoe de natuur tot ons spreekt. Al onze kennis en begrip ontstaan en werken doordat wij overal om ons heen overeenkomsten en verschillen zien. Appels en peren lijken op elkaar – in die gelijkenis vallen ook sinaasappelen en mandarijnen, maar bijvoorbeeld bananen (ook vruchten) veel minder en tennisballen zijn helemaal iets anders. Foucault betoogt nu (1) dat al die gelijkenissen ‘merktekens’ zijn, en (2) dat de letters en de woorden van de taal ook heel gewoon merktekens zijn en (3, en dat is het essentieel nieuwe) dat er geen principieel verschil tussen deze verschillende ‘soorten’ merktekens.

Ik illustreer de strekking van zijn betoog aan een voorbeeld waarover ik twee jaar geleden in De Ster schreef: desteronline.nl/langzaam-breekt-je-ruggengraat Ik vat het nog eens samen: In het derde hoofdstuk van het bijbelboek Genesis suggereert de slang Eva om stiekem te zondigen en te eten van de vruchten van de boom der kennis. Voor ons gevoel bestaat er geen enkele overeenkomst tussen de slang als dier, zondigen als een als negatief beoordeelde kwaliteit van handelen van de mens en de vorm van de letter S in ons alfabet.

Precies dezelfde geest die ik Foucault herken, proef ik in de aanhef van de Beginselverklaring van Partij voor de Dieren: ‘Het leven op aarde manifesteert zich in velerlei vormen. Alleen al het aantal diersoorten bedraagt meer dan een miljoen. Iedere levensvorm tracht zichzelf optimaal in stand te houden, ook indien dit ten koste gaat van andere levensvormen. Diersoorten kunnen elkaars concurrent zijn of in een jager-prooi relatie tot elkaar staan. Alle levensvormen tezamen maken deel uit van het wereldwijde ecosysteem, dat zich in een natuurlijk, dynamisch evenwicht bevindt. Het leven op aarde is hierdoor niet een vredig paradijs, maar een permanente strijd die bij alle betrokkenen leed veroorzaakt, tot aan de dood toe. De mens is onderdeel van het aardse ecosysteem, maar door zijn mentale ontwikkeling en de daaruit voortgekomen cultuur is hij in staat zijn eigen belangen ten koste van andere levensvormen intensiever en grootschaliger te behartigen dan welke ander levend wezen ook. Door die zelfde mentale ontwikkeling heeft hij echter ook de vrijheid om andere levensvormen alsook zijn eigen soortgenoten in heden en toekomst geen onnodig leed en schade te berokkenen. Dit respect voor de lichamelijke en mentale integriteit van alle levensvormen op aarde vormt de basis voor een meer vreedzame wijze waarop mensen met elkaar, met de dieren en met de natuur in het algemeen kunnen omgaan’.

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.