Vorige zaterdag stond in het katern Wetenschap van de NRC een van de meest bizarre artikelen die ik ooit in een serieuze krant gelezen heb. Het was geschreven door Wim Köhler, een oude rot in het steeds belangrijker wordende vak ‘wetenschapsjournalistiek’. De titel was, ‘Zo zacht is de dood niet na slikken van giftig poeder‘, het ging over ‘Hulp bij zelfdoding’, en de strekking werd in het eerste katern al kort aangekondigd: ‘Een poeder dat Coöperatie Laatste Wil aan leden wil verstrekken om een eind aan hun leven te maken garandeert niet de „waardige dood” die het coöperatiebestuur belooft. Dat blijkt uit een speurtocht in de medisch-wetenschappelijke literatuur naar de werking van het middel dat de coöperatie waarschijnlijk gaat verstrekken. De Coöperatie wil de naam van het middel niet noemen. Op basis van informatie die wel openbaar is gemaakt, kan worden afgeleid om welk middel het gaat.’
Het bedoelde artikel van Köhler geeft een verslag van die speurtocht: ‘Er zijn twee duidelijke kandidaatmiddelen. Beide stoffen garanderen bepaald geen snelle, pijnloze dood.’
Het bizarre van Köhler’s verslag van zijn speurtocht zit ‘m in de combinatie van twee tegenstrijdige kenmerken: (1) de mix van enerzijds wetenschappelijk voortreffelijke informatie en commentaren, met anderzijds ondubbelzinnig anti-wetenschappelijke geheimdoenerij en rare, kromme formuleringen die kennelijk bedoeld zijn de waarheid te verhullen of te verdraaien, waardoor het artikel geschreven lijkt door een onbenullige amateur-journalist, en (2) de overwegingen die na zorgvuldig lezen van het artikel bij mij opkwamen met als strekking dat Köhler hier als evident professionele deskundige een oprecht en voor de goede verstaander tussen de regels door volstrekt helder en overtuigend oordeel afgeeft.
De alerte lezer zal intussen begrepen hebben waar mijn stukje van deze week over gaat. Het is een vervolg op vorige week desteronline.nl/eindeloze-optocht-nieuwe-doodskandidaten. Dat stukje had ik ook aan Bert Kezer gestuurd; per kerende post kreeg ik een antwoord dat ik hier letterlijk overneem: ‘dag hugo, dat vind ik leuk om weer eens iets van jou te horen. is het niet verfrissend dat we het helemaal maar dan ook volkomen oneens zijn? je karakteristiek van Hume’s On Suicide is volkomen terecht. het was een ironisch bedoelde exercitie, die hij niet tijdens zijn leven publiceerde. maar het circuleerde wel in zijn kring en ook de Edinburghse geestelijkheid kreeg er lucht van EN wond zich lekker op, waar Hume zich niets aantrok. je schrijft: Sinds eind 19e eeuw kunnen wij weten dat de mens in de eerste uren of zelfs dagen na de dood zijn voorbije leven voor zijn geestesoog in een nieuwe vorm ervaart: het persoonlijke postmortale levenspanorama. beste Hugo, ik begrijp niet goed wat daar staat, want als iemand dood is ervaart hij niks, omdat hij dood is. of zeg je nu dat de doden NIET dood zijn? en hoe merken we dat dan? ik heb nogal wat lijken gezien in mijn leven als arts in een verpleeghuis, maar ook daarvoor al, ik heb gedurende 1 jaar alle obducties gedaan in het OLVG in Amsterdam, ongeveer 243 lijken uiteengepeuterd en NOOIT iets gemerkt van een persoonlijk postmortaal levenspanorama. ik zou wel graag weten hoe Steiner in de gaten kreeg dat er zoiets bestaat. ik zie uit naar je antwoord, hartelijke groet van bert’
Ik heb hem even oprecht meteen geantwoord; nu wacht ik op zijn volgende zet.
Beelden kunnen meer zeggen dan duizend woorden. Bij het artikel van Köhler over het zelfmoordpoeder staat een plaatje van een glas met daarin een melkwitte vloeistof en een lepel. Kenners van de film Suspicion van Hitchcock (1941) kunnen in dat plaatje een verwijzing herkennen naar een iconisch beeld uit de filmgeschiedenis: Cary Grant (mannelijke hoofdpersoon) brengt zijn echtgenote (Joan Fontaine, vrouwelijke hoofdpersoon, die ziek in bed ligt) een glas melk en de hele samenhang van beelden, gebeurenissen en tekst spreekt duidelijke taal: hij wil zijn vrouw vergiftigen (of toch niet, misschien?).
Intussen nodig ik u, lezers van De Ster, uit beide NRC-artikelen zelf digitaal te lezen, en al lezende te ‘proeven’ of u kunt meegaan in mijn oordeel dat zowel Köhler als Keizer documenteren wat ik schrijf in het essay ‘De dood is een nieuw begin’ waarover ik eind vorig jaar in De Ster schreef: desteronline.nl/brede-discussie-voltooid-leven-wel: ‘Er heerst een sprakeloosheid ten opzichte van de dood’. Ze weten allebei niet, ongeveer net zo min als Bert Keizer en ik zelf en wij allen het niet weten, waar zij en wij het over hebben als wij en zij willen spreken en schrijven over de dood, en als we toch proberen dat te doen, kan dat leiden tot rare stukjes tekst.
Wordt opnieuw vervolgd.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
Trackbacks/Pingbacks