De titel van mijn stukje van deze week komt uit een opmerkelijk artikel in de NRC van het afgelopen weekeinde. Het is van Bert Keizer. In de krant wordt hij aldus geïntroduceerd: ‘(1947) arts, filosoof, schrijver en columnist van Trouw. Van 1982 tot 2015 werkte hij als arts in Amsterdamse verpleeghuizen, tegenwoordig werkt hij voor de Levenseindekliniek. Deze week verschijnt zijn essay “Voltooid. Nieuw licht op een zelfgekozen dood.” Op 21 februari gaat hij in debat in Pakhuis de Zwijger (Amsterdam), met o.a. Elena Lindemans, Ton Vink, Frank Meester en Coen Simon.’
Dat hij ook op 20 februari in de Jachtlaankerk in Apeldoorn een lezing verzorgt over ‘voltooid leven’ en daaromtrent was voor de NRC als lokale Amsterdamse krant uiteraard niet van voldoende belang om te vermelden.
Keizers artikel beslaat inclusief illustraties een kwart van het katern ‘Opinie en Debat’ van de NRC; het telt bijna 2.000 woorden. De tekst verdient veel aandacht. Hij documenteert perfect hoe totaal losgeslagen Keizer en de redactie van de NRC [en velen met hen] denken over ‘Voltooid leven’. Een adequaat commentaar zou minstens tien maal zoveel woorden vragen als Keizer kreeg; dat is dus voor een stukje in De Ster onbegonnen werk. Maar ik KAN dit niet laten passeren zonder een passende tegenactie. Als eerste aflevering van mijn antwoord vat ik vandaag alleen een enkel punt van overweging kort samen.
Keizer begint met een verwijzing naar een essay ‘Of suicide’ van de Schotse filosoof David Hume (1711-1776). Die typeert hij als ‘een goedlachse, deugdzame, scherpe, erudiete, grappige en opvallend briljante vent die echter uitdrukkelijk zonder God door het leven gaat’. Over zelfmoord biedt Hume ‘ (een) spektakel waar christenen nog altijd een beetje maagzuur van krijgen: Rond de zelfgewilde dood ontwaarde hij als eerste een ruimte die niet langer gevuld is met angst, vroomheid of paniek.’
DIXIT Keizer.
’t Is maar hoe je het bekijkt. Enerzijds was Hume, historisch gezien, een top-tien sleutelfiguur in de Europese filosofie. Hij gaf de stoot voor wat we nu kennen als de op zintuigwerking en ervaring gebaseerde, ‘empirische’ wetenschap. Anderzijds was dat essay waar Keizer zo hoog van op geeft, een onbeduidend, quasi journalistiek, column-achtig, ironisch-pseudo-devoot irrelevant werkje.
Gruwelijk ironisch is in dit verband dat Keizer inzake ‘voltooid leven’ van alles dat wel relevant is, verzwijgt. Sinds eind 19e eeuw kunnen wij weten dat de mens in de eerste uren of zelfs dagen na de dood zijn voorbije leven voor zijn geestesoog in een nieuwe vorm ervaart: het persoonlijke postmortale levenspanorama. Een andere revolutionaire verandering is dat we van Rudolf Steiner kunnen leren hoe wij ons eigen denken en (zelf)bewustzijn quasi-empirisch kunnen leren waarnemen. Dat is anno 2018 echt anders dan in de tijd van Hume. Die kon nog zeggen, zoals Keizer aanhaalt: ‘Het grootste deel van onze kennis is onzeker en zegt meer over onszelf dan over de werkelijkheid’. Nu is dat achterhaald.
Hoe dat allemaal werkt staat in het essay ‘De dood is een nieuw begin’ waarover ik eind vorig jaar in De Ster schreef: desteronline.nl/brede-discussie-voltooid-leven-wel
Aan het slot van zijn artikel schiet Keizer één keer raak. Als het programma ‘Voltooid leven’ uitgevoerd gaat worden, zal een eindeloze optocht nieuwe doodskandidaten een effectieve ‘doe het zelf’-procedure in werking zetten. In de woorden van Keizer: ‘We stevenen af op een nieuw soort sterven’.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
Trackbacks/Pingbacks