Ze zijn alweer voorbij, de dagen waarin wij ons de Eerste Wereldoorlog herinnerden. Maar ze zullen terugkomen – en hoe! Volgend jaar zomer, als het een eeuw geleden zal zijn dat ‘de lichten over Europa uitdoofden’, zoals naar verluidt de Engelse minister van Buitenlandse Zaken Edward Grey op 4 augustus 1914 zei, ‘en ze zullen tijdens ons leven niet opnieuw ontstoken worden’.
Wat beweegt mij ertoe dit in herinnering te roepen onder de titel ‘Romantische herinneringen’? Dat zou een lang verhaal worden; hier komt een klein stukje.
In de herfst van 1945, direct na de Tweede Wereldoorlog verbleef ik een half jaar in Zwitserland – in een dorpje genaamd Ligerz. Dat ligt op de oever van de Bielersee, het meer van Biel/Bienne (de enige stad in Zwitserland die officieel een tweetalige naam heeft). Ligerz ligt op de grens tussen het Duits- en het Franstalige deel van die streek. Mijn grootouders woonden daar, en ik ging daar met de dorpskinderen naar de lagere school. Een kilometer of zo naar het westen woonden andere familieleden, in La Neuveville. Daar kwam ik geregeld. Zo werd het voor mij een alledaagse ervaring dat aan weerszijden van die grens twee talen werden gesproken. En omdat ik er nadien nog vele malen terug geweest ben en er ook nu nog af en toe kom, werd die Frans-Duitse samenhang bijna een beetje een soort deel van mijn leven.
Vele jaren later leerde ik het werk kennen van de Frans-Zwitserse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). In de loop van zijn zeer bewogen leven woonde hij in 1765 twee maanden op het Île de St. Pierre, de Petersinsel, een (schier)eiland in het Lac de Bienne. Daar maakte hij veel wandelingen en zijn gemoedstoestand daarbij beschreef hij in de ‘Dromerijen van de eenzame wandelaar’, de ‘Rêveries du promeneur solitaire’. In de vijfde van die dromerijen noteert hij dat hij de oevers van het meer van Biel veel ‘romantischer’ vindt dan die van het meer van Genève, die hij van huis uit goed kende.
Volgens velen, en ik ben een van hen, is dit de eerste vermelding van het woord ‘romantisch’ die, om het zo te zeggen, ‘school gemaakt heeft’. Weliswaar heeft een mij verder niet bekende glossofiel (= liefhebber van taalonderzoek), Hans Eichner in 1972, uitgevogeld dat in andere teksten woorden als ‘romantisch’ en ‘romantic’ al vanaf 1650 voorkwamen, maar dat zijn reconstructies achteraf. Rousseau heeft de kwalificatie ‘romantisch’ uitgevonden en dat heeft hij gedaan op de Frans-Duitse taalgrens in Zwitserland. Dat is een historisch feit dat mij zeer aanspreekt.
Dit stukje is nogal persoonlijk – het is bijna een ego-document. Maar ik bedoel het vooral heel zakelijk. Als we aan ‘romantiek’ denken, gaan bij de meeste mensen de gedachten naar Duitsland. ‘Daar waar je niet bent, daar is het geluk’ – zulke verzuchtingen. In een plattere verwoording laat Marten Toonder in een Tom Poes verhaal schilder Terpen Tijn, toch zeker een romantische kunstenaar, tegen leerling-schilder Wammes Waggel zeggen ‘Je moet uitdrukken wat je voelt’. Dat is een mooi-romantisch advies, toch? Het antwoord van Wammes verwijst stiekem-trefzeker naar wat ik zakelijk in dit stukje wil zeggen: ‘Dat zou een reuze vieze boel worden’.
Romantiek kan inderdaad heel anders uitpakken dan in romantische verzuchtingen en herinneringen. Verschillende auteurs, onder andere Rüdiger Safranski, Isaiah Berlin en Eric Voegelin, hebben gesteld dat een historische lijn van de romantiek leidt naar de Duitse zelfverheffing (Überheblichkeit) en vandaar naar de drie oorlogen waarin Duitsland in beide vorige eeuwen verwikkeld was. Die stelling zal wel weer aan de orde komen als we volgend jaar ‘1914’ gaan herdenken. Daarom leek het me goed er even aan te herinneren dat het woord ‘romantisch’ in de Europese cultuur is geïntroduceerd door een Frans-Zwitserse filosoof.
Het plaatje toont het St. Peterseiland in de Bielersee in 1796, getekend (vermoedelijk) door G.L.Hartmann (1764-1828).
Hugo Verbrugh
Ger Groot in het boekje: ‘Plato in de tijden van Photoshop, mensenrechten en een verenigd Europa’, om de volledige titel te citeren (Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, zojuist verschenen, 14,95).
Rousseau voelde zich het meest op zijn gemak als de ‘eenzame wandelaar’ uit de titel van een boek waarin hij zijn mijmeringen, rêveries’, opschreef.
“Dat klinkt rijkelijk romantisch, ruim een halve eeuw voordat die term in de kunst en vervolgens in het leven een geheel nieuw bestaansgevoel zou gaan aanduiden. Na de ‘verlichte’ achttiende eeuw eiste de emotie opnieuw haar rechten op tegenover de alleenheerschappij van de rede, zo luidt het vaak. In werkelijkheid was de Romantiek al veel eerder begonnen. Rousseau was er in Frankrijk het beste voorbeeld van – of liever: in Rousseau wordt duidelijk hoe Verlichting en Romantiek in samenhang met elkaar zijn ontstaan, waardoor de Europese cultuur vanaf dat ogenblik een soort Januskop te zien geeft. Zo rationeel als onze beschaving aan de ene kant is, zo emotioneel blijft ze aan de andere.”
zie
https://www.desteronline.nl/niet-binnen-en-niet-buiten-de-filosofie/