In 2016 publiceerde de kinderarts Charles de Monchy (1924-1914) bij uitgeverij De Driehoek een klein boekje (96 blz.) onder de titel ‘De derde revolutie in de geneeskunde’; zijn vriend Koo van der Wal, emeritus hoogleraar wijsbegeerte had de tekst bezorgd en ingeleid. In het boekje stelt De Monchy dat wij thans een revolutie in de geneeskunde meemaken. ‘Na de indrukwekkende successen van het natuurwetenschappelijke medische model wordt de geneeskunde steeds nadrukkelijker geconfronteerd met vragen waarop zij het antwoord schuldig moet blijven, zoals de invloed van psychosociale factoren, onbegrepen ziekten, de mogelijkheid om door gerichte wilsinspanning autonoom geachte lichaamsfuncties te beïnvloeden’, is de stelling. De kern van dit probleem is het dualistische denken in de geest van Descartes, waarin lichaam en geest als twee radicaal gescheiden systemen worden opgevat. Dat werkt al lang niet meer, maar de praktijk van de geneeskunde zit nog in veel opzichten muurvast in oude denksystemen.
Het was een prima boekje, vlot geschreven, wetenschappelijk en filosofisch van hoge kwaliteit en zeer goed doordacht. Tegelijk was het evident niet klaar en afgerond; telkens wordt de lezer weer zelf aan het denken gezet. Het boekje ‘smáákte naar méér’, zoals van culinair voedsel soms wordt gezegd.
Als alles goed gaat, verschijnt binnenkort een dikker (256 blz.) boek waarin de aanzet van De Monchy in verschillende richtingen verder uitgewerkt wordt. Opnieuw heeft Koo van der Wal het voortouw genomen; nu zijn behalve stevige bijdragen van hemzelf en opnieuw van De Monchy ook ‘grensverkenningen’ van nog zeven andere auteurs opgenomen. De filosofische reflecties van De Monchy worden hier verder uitgesponnen, met meer voorbeelden gedocumenteerd en geïllustreerd, door meer argumenten onderbouwd. Tegelijk geven verschillende bijdragen in journalistieke wetenschappelijke stijl medisch-inhoudelijke aanvullingen
Na een nieuwe samenvatting van het werk van De Monchy opent de bundel met ‘De psychosomatische geneeskunde in Nederland als zoektocht naar de ziel’ door Mart van Lieburg, emeritus hoogleraar aan het Erasmus Medisch Centrum, het Universitair Medisch Centrum, Groningen en het Leids Universitair Medisch Centrum, en nog steeds actief in het Trefpunt Medische Geschiedenis van Nederland op Urk.
Louw Feenstra, emeritus hoogleraar KNO-heelkunde (Vrije Universiteit Amsterdam, Katholieke
Universiteit Leuven, Erasmus Universiteit Rotterdam), gepromoveerd in de filosofie (Utrecht, Nijmegen) tekent voor drie doorwrochte artikelen: over ‘Medicijnen. Reflecties over geneeskunde en geneeskunst, toen en nu’, over ‘Meevoelen in de geneeskunde. Empathie als nieuw etiket voor het belang van oeroude medemenselijkheid’, en (samen met Johan Frijns, hoogleraar KNO-heelkunde
aan het Leids Universitair Medisch Centrum, gespecialiseerd in cochleaire implantaten) en over ‘Hulpmiddelen van, voor en in de mens. Van Kruk naar Prothese, Mens en Machine, CI en Cyborg.’
De titel ‘SOLK, een boeiend en raadselachtig fenomeen’ boven het artikel van Henriëtte van der Horst, hoogleraar huisartsgeneeskunde en hoofd van de afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde van VUmc, is ironisch-diepzinnig goed gekozen. Zgn. Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten komen zóveel voor en vragen zoveel wetenschappelijke en filosofische aandacht dat de eerste letters van deze vier woorden als acroniem samengenomen tegenwoordig als een min of meer eigen, nieuw, onbegrepen ziektebeeld door de wereld gaan.
Enige ironie is Marius Romme, emeritus hoogleraar psychiatrie aan de universiteit van Maastricht en deskundige op het gebied van ‘stemmen horen’, niet vreemd, te oordelen naar de titel van zijn bijdrage: ‘Is er met het begrip schizofrenie nog een Nobelprijs te winnen?’ Zijn antwoord op deze retorische vraag is duidelijk: het stemmen-horen, dat regelmatig als symptoom van schizofrenie wordt beschouwd, blijkt ook bij een groot aantal personen voor te komen die er goed mee overweg kunnen.
In ‘Naar een nieuw medisch model? Een natuurfilosofische beschouwing’ opent Koo van der Wal weer nieuwe vensters op het landschap dat De Monchy ontsloten had, en mijn eigen bijdrage is een medisch-filosofische uitwerking van de beroemde Bommel-quote ‘Ik wist niet dat ik het in mij had’. Daarin borduur ik voort op waar Charles de Monchy [die ik persoonlijk helaas niet gekend heb] was gebleven, en waag ik ‘een verkenning van het grensgebied tussen zelfkennis en lichamelijkheid’ en geef ik een ‘aanzet voor een nieuw paradigma in de geneeskunde’. Wat ik daarmee bedoel, heb ik samengevat in de kop boven dit stukje [kenners zullen iets herkennen van Louis Couperus]. Lees zelf maar verder in het boek; boekhandel Amesz krijgt het in voorraad.
Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)
Habent sua fata libelli, niet alleen mensen maar ook boekjes hebben hun karma, en het libellus waar dit stukje over gaat heeft wel een zeer bijzonder fatum en dat werkt nog steeds; boekhandel Amesz heeft het weliswaar intussen in voorraad, maar zelf heb ik het nog niet eens onder ogen gehad; ik kom erop terug, want dit fatum is nog lang niet uitgewerkt.
Voor nu en hier alleen even de aanvulling dat dit fatum zowel mij als de eindredacteur van De Ster kennelijk zwaar parten speelde toen ik de aanhef ‘In 2016 publiceerde de kinderarts Charles de Monchy (1924-1914) …’ schreef en hij niet opmerkte dat dit evident onjuist is [Ch.de Monchy overleed in TWINTIG-veertien].
Hugo Verbrugh.
Bedankt voor het artikel ‘Van oude en nieuwe ziekten – de kwalen die voorbijgaan’. Eindelijk een column die voor iedereen begrijpbaar en leesbaar is. De artikelen spreken mij wel aan maar…..Als WO-opgeleide kom ik er soms niet doorheen. Wie dan wel?
De Ster is toch een huis-aan-huisblad?