Mijn bijzonder bijzondere vriend Bert Keizer desteronline.nl/bert-keizer-een-genie-op-een-hellend-vlak heeft elke vrijdag een stukje in Trouw. Vorige week kwam een fascinerende klassiek-oude en tegelijk actueel-nieuwe gedachte weer eens langs. ‘Kan een geest oprijzen uit kunstmatige intelligentie?’, stond erboven.

Het ging over artificiële intelligentie en de vraag of je de menselijke geest ook op iets anders dan hersenweefsel zou kunnen laten draaien.

‘Het idee gaat uit van een onomstotelijk feit waar we er met onze neus bovenop staan maar dat we toch niet begrijpen: hoe komt ons geestelijk leven voort uit onze hersenen? Eeuwenlang hadden we daar niet zo’n probleem mee. We zeiden: geestelijk leven speelt zich af in de ziel, de ziel zit in het lichaam, maar de ziel is van ander spul dan het spul waar het lichaam van is gemaakt. Lichamelijk spul wordt oud en sterft. Dat andere spul waar de ziel van is gemaakt sterft niet, maar gaat gewoon door nadat het lichaam uiteen is gevallen in de grond. Zo dachten we’. Ik citeer nu Bert. Zelf zou ik dat niet zó zeggen, maar ik begrijp wat hij bedoelt, en ga voorlopig een eindje met hem mee.

Een mooi toeval maakt dat Stevo Akkerman een dag of wat eerder ook in Trouw ongeveer dezelfde vraag aan de orde had gesteld. ‘Kan een geest oprijzen uit kunstmatige intelligentie? Balletje-balletje’, stond erboven.

Het ging over de toeslagenaffaire en de werkwijze van de Belastingdienst.

‘Die kwam voort uit data-analyse via algoritmes, (en) was een waarschuwing van wat ons te wachten kan staan. Pieter Omtzigt meldt dat niet alleen de afdeling toeslagen, maar de hele Belastingdienst werkte met een geautomatiseerd “fraudestempel”. Wellicht is de affaire nog groter dan we weten. We worden’, concludeerde Akkerman in de aanhef , ‘een web ingezogen dat we zelf hebben geweven en het is de vraag of we ooit nog loskomen, want dit web is een digitaal ding en niemand weet of er wel een webmaster is. Of misschien moeten we spreken van een schaduwbestaan waarin heel ons leven ligt opgeslagen, een bestaan waarvan we geen weet hebben, maar dat ons lelijk kan verrassen.’ Ik citeer nu Stevo. Ik meen dat ik totaal begrijp wat hij bedoelt, en ga een heel eind met hem mee.

En nog mooier was het toeval dat nog een dag of wat eerder een heel ander artikel in Trouw had gestaan van Elleke Bal, Redactie Wetenschap, waarin onthuld werd waar de oplossing gezocht moet worden voor deze indringende vragen. ‘Ritmische gebaren zorgen voor beter begrip bij de verstaander’, stond erboven.

Het ging over een onderzoek door Hans Rutger Bosker van het Max Planck Institute for Psycholinguistics in Nijmegen en David Peeters van Tilburg University naar de ten onrechte zwaar ondergewaardeerde betekenis van ritmische gebaren tijdens het spreken. ‘We moeten ze vaak missen in de videogesprekken die sinds de coronacrisis een belangrijke manier van communicatie zijn geworden: handgebaren’, citeer ik. ‘Juist nu tonen twee Nederlandse onderzoekers aan hoe belangrijk zogeheten …  [en nu voeg ik toe “ritmische”, want daarin ligt de essentie] … slagbewegingen zijn voor het begrijpen van onze gesprekspartner.’ Ja, … ‘ritme’, dat is helemaal ‘mijn ding’.

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay

Terugkomend op Bert Keizer en Stevo Akkerman: de essentie van leven is ritme en omgekeerd. Kunstmatige intelligentie, digitale webben en algoritmen werken niet ritmisch (het vóórkomen van de letters  r i t m e   in het woord algoritme werkt hier duivels verwarrend!). Wie meent dat het mogelijk moet zijn ritmen in artificiële intelligentie systemen in te bouwen, moet eerst Ritter’s Historische Wörterbuch der Philosophie consulteren. Op 78 ‘vindplaatsen’ in tientallen lemma’s en in een eigen lemma van ruim vijfduizend woorden wordt definitief geconcludeerd dat wij niet weten wat ritme is.

Ik heb dit stukje opgestuurd aan Bert Keizer en hem voorgesteld dat wij samen de gedachten die ik hier boven heb samengevat, verder uitspinnen en samen uitwerken tot een boekje. Als ‘werktitel’ heb ik hem voorgesteld ‘Kan een geest oprijzen uit kunstmatige intelligentie?’, met als ondertitel ‘Requiem op de antimens’. Dat laatste heb ik ontleend aan het boek ‘Der Antimensch’ van de schrijver Q. Lisse.

Helaas pindakaas antwoordde hij: ‘… Ik ben zelf bezig om een boek te schrijven over Geest en Stof en kan mij nu niet binden aan een andere opdracht voor een boek(je) met jou.’

Hugo Verbrugh


Meld u aan voor De Ster nieuwsbrief (U ontvangt een bevestigingsmail)

Dit veld is vereist.
Lees hier de privacyverklaring Hiermee geeft u toestemming om wekelijks een nieuwsbrief te ontvangen.