De geregelde lezer van De Ster zal intussen wellicht genoteerd hebben dat de ‘uitlopende aardappel’ in de beide vorige nummers van De Ster voor mij een soort symbool van de filosofie is. Noteer de aanhalingstekens ter weerszijden van ‘uitlopende aardappel’. Ik bedoel niet de concrete knol van het gewas solanum tuberosum met de scheuten die daaruit kunnen groeien als de aardappel te lang bewaard wordt, maar het beeld dat zich telkens weer in mijn herinnering vormt als ik terugdenk aan het logo dat Kees de Vries bijna een halve eeuw geleden ontwierp voor de Interfacultaire Werkgroep Filosofie en Geneeskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam waarover ik vorige twee weken hier schreef. Mijn stukje van deze week is weer een ander aspect van die herinnering.

Omstreeks 1990 werd die werkgroep omgebouwd tot een nieuwe ‘Vakgroep Filosofie, Ethiek en Geschiedenis van de Geneeskunde’ binnen de medische faculteit van de EUR. Voor die gelegenheid hadden we een feestelijke bijeenkomst georganiseerd die, naar goed gebruik, werd besloten door alle aanwezigen een glas met iets speciaals aan te bieden. Het plaatje bij dit stukje toont dit glas met daarop het logo oftewel het echte plaatje dat Kees de Vries destijds voor onze werkgroep getekend had.

logo Kees de VriesDat plaatje verdient enig commentaar. Het is, zoals velen meteen zullen zien, geïnspireerd door een van de vele vroeg-moderne anatomische afbeeldingen van het menselijk lichaam die in alle boeken over de geschiedenis van de geneeskunde voorkomen. Het origineel van dit plaatje komt uit De humani corporis fabrica libri septem (= Zeven boeken over de bouw van het menselijk lichaam) van Vesalius, Bazel in 1543. Wat Kees de Vries ervan gemaakt heeft, documenteert, net als het labyrint in het Eureka-nummer van De Ster twee weken geleden, het sublieme talent van deze kunstenaar / grafisch ontwerper om filosofische noties en begrippen weer te geven in beelden.

Filosofie van de geneeskunde is voor velen meteen medische ethiek, en deze voorstelling van zaken is enerzijds, bezien in het perspectief van de actualiteit in hoge mate onjuist, slaat anderzijds, bezien ‘in de spiegel van de eeuwigheid’ (sub specie aeternitatis, zoals Spinoza het heeft uitgedrukt), de spijker op z’n kop. Bezien in het perspectief van het eerste beeld uit de geschiedenis van de mens, het paradijsverhaal, is filosofie in essentie niets anders dan de belofte die de slang aan Eva deed. ‘Als je de verboden vruchten van de boom der kennis eet, zullen jij en Adam en al jullie nakomelingen gelijk de goden worden, kennende goed en kwaad.’

Zo gezegd zo gedaan, en sindsdien worstelt de mens vanaf zijn eerste hap eten [‘eerst komt het eten, pas daarna komt de filosofie’ varieer ik op Bertold Brecht (1924), Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral] tot en met de kleinste beweging in de kleinste vezel van zijn lichaam met goed en kwaad en meent hij telkens opnieuw dat hij alles weet, althans als hij goed zijn best doet, kan weten.

Door die onophoudelijke worsteling met de goden, met zijn medemens (m/v) en met zichzelf raakt hij naar lichaam, ziel en geest telkens opnieuw op drift, daardoor verschuift telkens van alles in de ‘fabrica’ van het ‘corpus humanum’, en dàt heeft Kees de Vries met een geniaal filosofisch kunstenaarsoog in ons logo in een statisch beeld uitgedrukt. Mij inspireert deze conclusie om te blijven zoeken naar zijn whereabouts opdat ik hem de credits kan geven die hij verdient.

Hugo Verbrugh