‘Een Rembrandteske mix van licht en schaduw’ – dat is de kortste kwalificatie die ik kan bedenken voor het zojuist verschenen boek van Bert Keizer (geboren in 1947, verpleeghuisarts en filosoof) ‘Tumult bij de uitgang – Lijden, lachen en denken rond het graf’, Lemniscaat, Rotterdam. Voor mij is het nu ‘een bitterzoete vreugde’ om daarover in De Ster te mogen schrijven.
(1) Licht: Het boek bestaat uit 52 hoofdstukjes van 3 à 10 bladzijden die enerzijds een min of meer systematisch opgebouwd betoog vormen, anderzijds als even zovele losse mini-essays gelezen kunnen worden, en het is meeslepend geschreven … Schaduw: … maar zoals Keizer zelf ook schrijft: veel ervan is eerder elders gepubliceerd als column of in een ander lichtvoetig format en daardoor komen enkele onhandige onevenwichtigheden en herhalingen voor.
(1) Zoet: …een klassieke Nederlandse auteur uit de vorige eeuw, ik ben vergeten wie, had als hoogste lof voor een boek ‘Ik zou willen dat ik het geschreven had’. Dat voel ik inzake ‘Tumult …’ Bitter: … maar niet heus. Veel van zijn taalvondsten, zijn sublieme eerlijkheid en nog wel een en ander is nabootsenswaardig, maar het boek als geheel is toch niet my cup of tea.
(2) Licht: Keizer is wat je noemt ‘een begenadigd auteur’. Ik ken geen andere Nederlandse schrijver die mij zó onweerstaanbaar meeneemt in zijn betoog. Ik zou een heel nummer van De Ster willen vullen met citaten uit zijn boek en bijbehorende commentaren van mij. Schaduw: Maar als ik bij wijze van gedachtenexperiment met dat karwei begin, ben ik al na één Sterbladzijde toch een beetje aan het eind van mijn Latijn. Iets te vaak komt Keizer met zijn humor een beetje op mij over als een kind dat in het donker zit te zingen om zijn eigen angst en onzekerheid niet te voelen.
(2) Zoet: Keizer geeft een aardig bijna-totaaloverzicht van alles en hij doet dat in zeer duidelijke taal. Veel van wat hij zegt verdient het echt heel luid hardop gezegd en herhaald en doorgegeven te worden. Ik geef twee voorbeelden: (1) Wat de farmaceutische industrie tegenwoordig doet inzake de zogenaamde behandeling van de zogenaamde depressie is eigenlijk (in mijn woorden samengevat zoals ik dat bij Keizer lees) één massale zwendel.
(2) Inzake euthanasie is Nederland in veel opzichten een lichtend voorbeeld, maar intussen … [… lees zelf maar verder. Over dit onderwerp is de arts-filosoof-journalist Keizer zó authentiek, dat elke samenvatting in andere woorden hem onrecht doet. Boekhandel Amesz in de Voorschoterlaan heeft het boek in voorraad]. Bitter: Maar het is alleen wel een bijna-totaal overzicht van wat je wilt weten over ouderdom, verpleeghuisgeneeskunde en daaromtrent. Er ontbreekt nog heel wat. De realiteit van beleving van veel mensen en wellicht ook, of misschien zelfs juist van dementerenden, van een eventueel voorbestaan na de dood, blijft bijvoorbeeld onderbelicht in Keizers half filosofisch, half medelijdend, half lacherig fragmentarische betoog hierover.
Kern, het Unique Selling Point, USP, het belangrijkste motief naar mijn oordeel vind ik in het hoofdstukje op blz. 226-236 over ‘De kitsch van Rudolf Steiner’. Enig zoet en licht is er wel (‘Ik vind het uitermate verfrissend om te lezen hoe Steiner al in 1896 de kachel aanmaakt met Dick Swaabs uitspraak dat de hersenen de geest produceren zoals de nier urine’), maar strekking, inhoud, stijl en van het stukje als geheel en, vooral, de verantwoording over hoe het stukje ontstaan is, is louter bitter en schaduw. Dáárover ben ik nog niet uitgepraat met, althans tégen Keizer (ik moet maar afwachten of hij dan iets terug zal zeggen). In De Ster kom ik er vast nog wel eens op terug.
Hugo Verbrugh
Wim Couwenberg schrijft in Civis Mundi:
‘Tumult bij de uitgang’ is een boek waarin Keizer met vaardige pen en heel openhartig kond doet van zijn kijk op leven en dood. Hij stelt daarbij een aantal cruciale vragen en ontwikkelingen aan de orde die tot verdere reflectie en discussie nopen. Ik denk daarbij vooral aan de problematiek rond dementie.
Waarom hij in een van de laatste hoofdstukken een venijnige tirade opgenomen heeft tegen Rudolf Steiner en daarmee indirect tegen diens antroposofie is mij niet duidelijk. Wat heeft die tirade te maken met het thema van zijn boek? Heeft het wellicht te maken met zijn afkeer van alternatieve geneeskunde waartoe ook de antroposofische geneeskunde gerekend wordt? Die reflectie wordt gevolgd door een opmerkelijk stukje proza voor gevorderde cynici met de Franse schrijver Céline als gids. Dat kan ik nog plaatsen als een literaire bevestiging van de illusieloze levensvisie die Keizer naar mijn idee in dit boek predikt.